Welke bijdrage resistente suikerbietenrassen ook gaan leveren, er blijft altijd een breed pakket werkzame stoffen nodig. De beschikbaarheid ervan mag echter geen reden zijn om achterover te leunen. De inzet moet verfijnd worden met adviessystemen. Alleen dan is met minimale inzet van middelen, maar wel op het optimale moment, het gewenste effect te bereiken.
Boerenzoon Arno Huijsmans drinkt de koffie zwart zonder suiker. Maar een krentenbol met suiker is dagelijkse kost. “Suiker maakt mij gelukkig”, zegt hij. Het ouderlijke akkerbouwbedrijf bood hem begin jaren negentig te weinig perspectief om er vol voor te gaan. De sector lonkte echter wel en van zijn keuze voor de suikerindustrie heeft hij nooit spijt gehad. Sinds drie jaar is Huijsmans directeur agrarische zaken van Cosun Beet Company. En dus verantwoordelijk voor de aanvoer van voldoende suikerbieten aan de twee fabrieken die ieder 600.000 ton suiker produceren. Zorgen daarover heeft hij zeker niet, want de sector staat er goed op. “Zolang wij in staat zijn het rendement van suikerbieten in de benen te houden, zullen akkerbouwers het gewas blijven telen”, is zijn overtuiging. Cosun heeft dat ook vastgelegd in haar strategische visie. De uitbetalingsprijs voor de telers moet minimaal 50 euro per ton zijn. En mocht de mondiale suikermarkt die ruimte niet bieden, dan zal Cosun dat vanuit haar aardappel- en green & health activiteiten moeten halen. “Wij zijn van én voor de Nederlandse bietentelers, laat dat duidelijk zijn. Mondiaal stijgt de suikerconsumptie jaarlijks weliswaar met 1,5%, maar de suikermarkt is erg volatiel. Bovendien hebben we te maken met concurrentie van suiker uit voornamelijk India, Thailand en uit Brazilië. En ook onvoorspelbare El Nino effecten en oorlogen hebben grote invloed op de prijs. Nu is de markt gunstig, maar het kan ook minder worden. Ons uitgangspunt is dat Cosun altijd een goede bietenprijs moet kunnen betalen.”
Goed voor de bodem
Naast het goede teeltrendement brengen suikerbieten volgens Huijsmans andere voordelen met zich mee. Zo kan het gewas tot wel twee meter diep wortelen. Dat is goed voor de diepere bodemstructuur. Ook neemt het gewas efficiënt nutriënten op uit de bodem. “Telers ervaren dat ook zo. Het gewas past prima in de rotatie.” Voorwaarde is wel dat de bodem goed op orde moet zijn. Want een succesvolle teelt begint volgens Huijsmans altijd bij de bodem. “De bodem moet de biet voeden”, is zijn uitgangspunt. En dat betekent dat zaken als structuur, waterhuishouding en organische stof voorziening op orde moeten zijn. De suikerbiet is bovendien een plant waarvan het groeipotentieel het hele jaar door benut kan worden. Dus: hoe langer het groeiseizoen, hoe meer de plant produceert. “Als je zo vroeg mogelijk zaait, benut je de potentie van het gewas. Maar dan moet je de bodem wel op orde hebben.”
Investeren in kennis
Ondanks een gunstige suikerprijs, blijft het volgens Huijsmans óók nodig om het teeltresultaat te verbeteren. Anders gezegd: meer tonnen van een hectare oogsten van een betere kwaliteit. Daarin zijn de laatste decennia al grote stappen gezet. Toch zit er volgens hem nog veel meer ruimte in. “Telers die heel bewust rassen kiezen en teeltmaatregelen nemen, telen robuustere bieten en halen fors betere resultaten”, blijkt in de praktijk. Om de beschikbare kennis en ervaring breder te kunnen benutten, stimuleert Cosun het delen van kennis tussen groepen telers. “Wij kunnen wel zeggen dat iets goed of slecht is, maar telers onder elkaar kunnen dat nog veel beter.” Daarnaast ontwikkelt Groeikracht Cosun enkele innovatieboerderijen verspreid over Nederland. Dat zijn locaties waar ze nieuwe technieken en teeltkeuzes demonstreert. Telers kunnen daar kennis en inspiratie opdoen om zelf betere keuzes te maken. “We werken bijvoorbeeld aan systemen die tijdig signaleren en de telers erop attenderen om maatregelen te nemen. Ons streven is om tijdig de juiste maatregelen te nemen en daarmee te voorkomen dat we achteraf vol moeten terugvallen op chemische middelen.”
Gewasbescherming blijft
Kan de teelt in de toekomst dan wellicht zonder chemische gewasbescherming? “Nooit”, stelt Huijsmans resoluut. Hoe robuust de teelt ook is en welke bijdrage resistente rassen ook gaan leveren, er zal altijd een breed pakket werkzame stoffen nodig zijn om de ziekte- en onkruiddruk beheersbaar te houden en de kans op resistenties te reduceren. Maar die beschikbaarheid van middelen mag volgens Hujismans geen reden zijn om achterover te leunen. “De inzet van herbiciden, fungiciden en insecticiden moeten we verfijnen met behulp van adviessystemen. Alleen dan kunnen we met minimale inzet van middelen, maar wel op het optimale moment, het gewenste effect bereiken. Dat vraagt inderdaad om een volledig geïntegreerde benadering.” De grootste winst is volgens hem te behalen bij de bladschimmels en vergelingsziekte. Bestrijding van bladschimmels kostte de sector vijf jaar geleden nog 26 miljoen euro en de vergelingsziekte 16 miljoen euro. Door een betere monitoring en gerichte inzet van de beschikbare middelen zijn daar al grote stappen gezet. “Veel telers moeten hier nog aan wennen. Maar de mogelijkheden zijn nu heel anders dan tien jaar geleden. Daarom moeten we ze versneld doorvoeren en blijven innoveren.”
Nieuwe techniek biedt perspectief
De beschikbaarheid van fungiciden en insecticiden mag dan urgent zijn, de herbiciden zorgen nog steeds voor het grootste deel van de hoeveelheid toegepaste werkzame stof in suikerbieten. Maar ook daar ziet Huijsmans kansen. Nieuwe mechanische oplossingen zoals spot-spray en robotisering maken de onkruiddruk beheersbaar. “De ontwikkelingen gaan heel snel. Dat biedt perspectief. Ook hier geldt dat we altijd moeten kunnen terugvallen op chemische middelen, maar ook voorop willen blijven lopen om de afhankelijkheid ervan te reduceren.”